We kwamen het vakantiehuis in met de mededeling dat er nóg een bewoner zou zijn. Even keek ik de verhuurster meewarig aan: een dubbele boeking? Er kwam een kerstgedachte langs die ik één nanoseconde bereid was te accepteren: iedereen had recht op een beetje ontspanning in tijden van Corona maar toen dacht ik aan de trip naar Londen die ik ooit maakte met mijn man. Op onze laatste centen waren we daags voor kerst met een bus via Calais op een hovercraft gestapt die ons misselijk op de Engelse kade ver onder Londen op de wal zette. Na nog een hobbelige busreis kwamen we bij het hotel die ons wegens overboeking, zonder pardon met een adres op een gekreukt papiertje weer de deur uit duwde. Van upgrades hadden ze toen nog niet gehoord: onze verblijfplaats rook naar hachee en we douchten in een Dixi die midden in de kamer stond.

In Londen waren we jong en verliefd en nu waren we op zijn minst dat eerste niet dus hield ik mijn meewarige blik nog even vast, maar zei niets want het was per slot van rekening bijna kerst. De verhuurster hield de deur uitnodigend open: het was toch echt de bedoeling dat we binnenkwamen. Ik keek of ik de extra bewoner ergens zag. ‘Net was hij hier nog’, zei ze met ons in haar kielzog, we keken met haar mee de gang in, nu toch vooral benieuwd naar hem. ‘Nee, hij is denk ik verdwenen in een van de kieren in het hout.’

De uren die volgden stonden mijn familieleden afwisselend gillend op de tafel of vertelden heldenverhalen over muizen. Zo pakte ik ooit een rugzak uit de kelder en terwijl ik mijn hand in de tas deed, kwam er zo’n kleine raddraaier tevoorschijn. Ik ben nog steeds trots op de snelheid waarmee ik de tas wegwierp en op de eetkamertafel terecht kwam. De kinderen hebben het vooral over mijn gegil. Mijn vader wist te vertellen dat zijn muizen zo slim waren dat hij een intelligente muizenval moest creëren. Blijkbaar hadden de kolonies die zich ophielden in mijn ouderlijk huis van ingeklemde voorvaders tips gekregen hoe ze de vallen moesten ontwijken én van het lekkers konden snoepen.   

Zodra de winkels open waren, togen we erheen. We koesterden de gedwongen intelligentie van de overheid: met ons essentiële waar reden we vol verwachting terug. Ik dacht ondertussen aan het boek Of Mice and Men, onder schoolse dwang gelezen. Soms is dwang goed.

Thuis smeerden we pindakaas in de val en nog geen kwartier later, terwijl wij zelf op een broodje zaten te knabbelen, hoorden we een klik. We stoven naar de gang en daar spartelde hij. Mijn vader stelde voor dat we gingen loten en mijn zoon was blij dat hij een spel won tot hij doorhad wat de prijs was. Nee, hij ging de muis niet uit zijn benarde positie bevrijden. Ik ook niet. Mijn dochter is als eerstgeborene graag haantje de voorste en zo gebeurde het dat ze, gevolgd door blikken vol ontzag, de ingeklemde muis naar buiten transporteerde. Het scheelde dat hij al het leven had gelaten. Het was ten slotte wel bijna kerst.