Goede voornemens heb ik jaren geleden ingeruild voor jaarwoorden. Voornemens zijn vaak groots en meeslepend en daardoor niet alleen onhaalbaar, de bijkomende faalgevoelens bij het niet inlossen ervan zijn verwoestend voor eigenwaarde en humeur. Een jaarwoord is luchtig en klein. Het tilt mij op en neemt mij een jaar lang mee naar plekken waar ik moet zijn. Als een soort extra stemmetje die richting geeft. Zo waren daar de jaarwoorden oerknal, podium en eigenwijze.

Ik ontdekte op de valreep van 2017 dat mijn kinderen leefwoorden hebben, de woorden die ze in hun puurheid het vaakst zeggen. Mijn oudste (11) is een toekomstige FOMO (fear of missing out), zij zei en zegt nog steeds ‘meer, meer meer’. Mijn middelste dochter (9) zegt ‘nee’ om vervolgens een ander perspectief te geven. Mijn zoon (3) leeft in het nu als hij de ochtend begint met: ‘wat ga ik vandaag doen?’ en mijn jongste dochter (7) zegt altijd ‘dat kan ik niet’ om vervolgens juist dát goed te kunnen.

Het was mijn jongste dochter die mij, geheel onbewust, mijn jaarwoord voor 2018 gaf. Oersoep. Ik heb dit woord gejat van Renate Dorrestein, mijn favoriete schrijfster. Oersoep staat in haar boek ‘Het geheim van een schrijfster’. Ze schrijft: ‘Bij mij is de eerste versie van een roman dikwijls niet meer dan een bak los zand, waaruit ik hooguit een paar korrels kan redden (…). Vaak kan ik pas tijdens de vierde of vijfde integrale versie (…).

In Trouw zei ze op 25 december 2017 hierover: ‘ik herschrijf al mijn boeken verschillende keren en rommel ze zo uit de oersoep bij elkaar.’

Oersoep zal mij niet alleen helpen om uit de tweehonderd bladzijden de beste zinnen, het juiste perspectief, de hoofdzaken en de verhaallijn, kortom mijn bestseller, op te diepen. Want mijn dochter leerde mij dat ik óók nog een stuk van mezelf uit de oersoep moet opdreggen. Heel veel kwaliteiten heb ik al in beeld, heel veel valkuilen (uitdagingen, moet ik tegenwoordig zeggen) probeer ik dagelijks terug te duwen naar kwaliteiten en toch ontdekte ik iets nieuws, iets oers bij mezelf. Dat kwam zo.

Mijn dochter leek in de kleuterklas twee gezichten te hebben. Juf A vond haar sterk en klaar voor de volgende groep terwijl juf B zich ernstige zorgen maakte. We ontdekten dat onze dochter onderpresteert als ze niet gezien wordt. Dit schooljaar kreeg ze een juf die haar wel zag. Het bijwerkboek dat onze dochter als een reddingsboei pakte bij de eerste som verdween naar het hoekje van de tafel omdat de juf haar vertrouwen gaf en een rijtje sommen die ze foutloos maakte.

Ik denk ook nog steeds bij alles wat ik doe ‘dat kan ik niet’. Heel lang dacht ik dat dit mij niet in de weg zat, sterker nog, ik dacht dat het mijn drijfveer was want ook al dacht ik het, ik ging het tóch doen.

Door mijn dochter zie ik dat ik ook bijwerkboeken gebruik. De schrijfcursussen zijn daar een voorbeeld van.

Het jaar van de oersoep wordt een jaar van opdreggen. Mooie woorden zodat het hart van mijn boek gaat kloppen. Bij het opdreggen ga ik ook wat achterlaten in de smurrie (of misschien ook wel opdiepen). Ik weet nog niet precies wat dat is, maar ik heb het gevoel dat ik iets met de onderstaande tekst te maken (Marianne Williamson).

“…Our deepest fear is not that we are inadequate.
Our deepest fear is that we are powerful beyond measure.
It is our light, not our darkness that most frightens us (…)”