Er stond dagen een verlaten jongensfiets vlakbij ons huis. Het werd achteraf een voorbode van wat komen ging.

De zon zette zich hoog aan de hemel en verdreef dan toch eindelijk de regen. Het grondwaterpeil was weer waar het wezen moest en dat was niet het enige dat klopte. Repetities waren met goed gevoel afgerond en de nieuwe bikini paste. De postbode had net op tijd het bestelde jurkje door de brievenbus geduwd: letterlijk geen vuiltje aan de lucht toen de pubermeiden uit school kwamen met nog een maagdelijke middag voor zich. Bol van verwachtingen lachten ze zich naar binnen. Door groepsdruk en hormonen tonen ze zich normaal gesproken alleen zo op hun verjaardag, die ochtend hadden hun voetstappen al om zes uur op de trap geklonken. Toegegeven, de zon gaf ze uren daarvoor het goede voorbeeld.

Vol overgave stopten ze handdoek, water en chips in hun rugzakken. Ik propte daar de zonnebrand bij. Met de haren wapperend in de wind togen ze op de fiets naar het Grindgat, een zijarm van de Rijn. Ze hoefden alleen bergafwaarts. Het is de levensfase waarin alles je voor de wind gaat. Er zou worden gezwommen, gegild ter voorkoming van spetters, er zou manvolk zijn die dat als aanmoediging opvatte, er zou om middels worden gegrepen, in het water worden geduwd en geprobeerd worden bevallig te vallen.

Ik keek ze na en keek ze voorbij en zag mezelf weer fietsen tijdens de zomer van mijn eigen lente. Een hand op de arm van een vriendin en daarna naar mijn wapperende jurk. De afspraak dat ik mijn handdoek naast hem zou leggen en dat zij daarop zou toezien. Alvast denken aan liggen en rennen en hoe ik ervoor kon zorgen dat het ontluikende de plek zou houden die het had in mijn bikini. Aan alles gedacht, maar niet aan het vreemde gevoel van die andere mond en ook niet aan dat ijsje dat niet alleen op mijn handdoek landde, maar ook over mijn buik droop.

Rood verbrand kwamen ze terug, trokken hun decolleté recht en hun neus op voor de gewoonte van de bonen en het stukje vlees dat ik zojuist op tafel had gezet. In de betovering van het onverwachtse, de zindering van het onbekende, ontstegen ze normaal en daar konden ze niets aan doen, zei hun blik. De stukjes komkommer vonden wél gretig aftrek. Men kon het sissen van de huid tot in de wijde omtrek horen en weg waren ze naar de Mac want daar was het terras en bovendien die jongen.

De herenfiets was verdwenen.